A1. Hinderniszwemen (100 m / 200 m) - Obstacle swim (200 m)
De atleet zwemt 200 m vrije slag en zwemt hierbij acht maal onder een hindernis door van 70 cm. Er bestaan verschillende manieren voor het nemen van een hindernis. De hindernissen liggen op 12,5 m van de kant. In een 25 m-bad ligt er dus maar een hindernis en in een 50 m-bad liggen er twee hindernissen per baan. Voor de benjamins en miniemen is de afstand gehalveerd, zij zwemmen dus vier keer onder een hindernis door.
A2. Popredden met zwemvliezen (50 m/100 m) - Manikin carry with fins (100 m)
De atleet zwemt eerst 50 m vrije slag met zwemvliezen. Vervolgens duikt de atleet naar een pop, brengt ze binnen de 10 m aan de oppervlakte en vervoert de pop dan naar de aankomst. Het vervoeren kan op verschillende manieren gebeuren naar gelang de voorkeur van de atleet. Bij benjamins en miniemen is de afstand gehalveerd, zij zwemmen 25 m met zwemvliezen, nemen de pop op en zwemmen dan verder naar de aankomst. Naast een kortere afstand zwemmen de jongeren ook met zachte zwemvliezen en een kleinere pop.
A3. Reddingscombiné (50 m/100 m) - Rescue Medley (100 m)
De atleet zwemt 50 m vrije slag. Na het keren moet hij onmiddellijk onder water naar een pop zwemmen (17,5 m). Hij brengt de pop binnen de 5 m naar de oppervlakte en vervoert ze verder naar de aankomst. Ook hier bestaan er verschillende technieken voor het vervoeren van de pop. De benjamins en miniemen zwemmen 25 m vrije slag, daarna 10 m onder water tot aan de pop en vervolgens 15 m met de kleine pop.
A4. Popredden (50 m) - Manikin carry (50 m)
De atleet zwemt 25 m vrije slag en duikt vervolgens naar de pop. Hij brengt ze binnen de 5 m naar de oppervlakte en vervoert ze dan naar de aankomst.
A5. Lifesaver (50 m/100 m) - Manikin tow with fins (100 m)
De atleet zwemt 50 m vrije slag met zwemvliezen en reddingsgordel, klikt de gordel rond de pop en sleept ze 50 m naar de aankomst.
De benjamins en miniemen zwemmen 25 m vrije slag met zwemvliezen en gordel, klikken de gordel rond de pop en slepen de pop 25 m naar de aankomst.
A6. Superlifesaver (100 m/200 m) - Superlifesaver (200 m)
De atleet zwemt 75 m vrije slag, duikt vervolgens de pop op en vervoert ze 25 m. Na het aantikken wordt de pop losgelaten en moet de atleet, in het water, de zwemvliezen aantrekken en de reddingsgordel aan doen. Vervolgens zwemt hij 50 m vrije slag, klikt de gordel rond de pop en sleept ze 50 m naar de aankomst. Bij de benjamins en miniemen wordt er 25 m vrije slag gezwommen. Na het opduiken van de pop wordt deze 25 m vervoerd. Vervolgens worden de zwemvliezen en gordel in het water aangetrokken waarna de zwemmer 25 m vrije slag zwemt. Na het vastklikken van de pop wordt de laatste 25 m afgelegd.